De dubbele nationaliteit vanuit juridisch oogpunt
Naarstig op zoek naar sportieve erkenning op voetbalgebied is er een mogelijkheid dat de Surinaamse politiek op termijn een knoop zal doorhakken over een belangrijk agendapunt dat moet leiden tot toekomstig voetbalsucces: de dubbele nationaliteit. Naast het sportieve oogpunt mag niet voorbij worden gegaan aan de politieke en juridische kant. Zonder bijpassende wet- en regelgeving kan het sportieve namelijk niet gerealiseerd worden. Na research kwam ik zodoende uit bij een juridische autoriteit: Prof. Uli Jessurun d’Oliveira. Hij bleek bereid tot een juridische verduidelijking van de dubbele nationaliteit.
Kunt u uzelf voorstellen
‘Mijn naam is Uli Jessurun d’Oliveira. Geboren in 1933 in Amsterdam. Naar De Meerhuizenschool (openbare lagere school) en het Vossius Gymnasium gegaan. Daarna hoofdzakelijk Rechten gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. Hier ben ik in 1971 cum laude gepromoveerd op een onderwerp binnen het internationaal privaatrecht dat voordien nog niet bestond. Meteen na mijn promotie ben ik hoogleraar rechtsfilosofie en rechtsvergelijking geworden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Na drie jaar, in 1974, keerde ik terug naar Amsterdam en werd daar benoemd tot hoogleraar internationaal privaatrecht en rechtsvergelijking. Hier werkte ik tot 1987 waarna ik de overstap maakte naar het buitenland: Europees Universitair Instituut in Florence in de functie van hoogleraar. Weer keerde ik terug naar Amsterdam. Dit keer om de leerstoel migratierecht te bekleden tot aan mijn pensioen in 1998. In de tussentijd was ik ook advocaat geworden bij een advocatenkantoor dat vaak van naam is gewisseld en momenteel de naam Prakken d’Oliveira Human Rights Lawyers draagt. Hier ben ik nu adviseur. Tevens heb ik een aantal nevenfuncties bekleed, waaronder lid en vicevoorzitter van de vaste staatscommissie voor het internationaal privaatrecht en oud-redacteur van het Nederlandse Juristenblad.’
Heeft u een persoonlijke band met Suriname?
‘Nee. Ik heb geen persoonlijke band met Suriname. Voor zover mij bekend, heb ik daar geen familie. Dit wordt vaak wel verondersteld door Surinamers, want zowel de naam Jessurun en d’Oliveira zijn bekende namen in Suriname. Twee jaar geleden ben ik voor het eerst op vakantie geweest in Suriname en heb ik gelogeerd in een guesthouse aan de Jessurunstraat. Dat vond ik wel gepast. Hier in Nederland heb ik wel mensen van Surinaamse afkomst in mijn kennissenkring.’
In een column van u in De Volkskrant op 1 juni 2015 spreekt u van een zogeheten tweetrapsraket die door Suriname wordt ingezet. Kunt u deze tweetrapsraket verduidelijken?
‘Om buitenlanders van Surinaamse afkomst naar Suriname te krijgen, zijn er twee wetten die hiervoor gebruikt gaan worden. In de eerste plaats is de wet houdende vaststelling van de status van personen van Surinaamse Afkomst (PSA) van 21 januari 2014 ( SB 2014 no.6). Hierin worden verschillende groepen mensen van Surinaamse afkomst gedefinieerd. Hieronder vallen bijvoorbeeld personen die niet in Suriname geboren zijn, maar minstens een ouder hebben die in Suriname geboren is. Binnen deze categorie zullen de meeste Nederlandse sporters van Surinaamse afkomst vallen. Deze groep is gerechtigd om de status van PSA te activeren. Dit brengt mee dat er geen visum nodig heeft, maar wel een paspoort. Verder mag er zes maanden in Suriname worden verbleven, eventueel eenmalig te verlengen met zes maanden. Hierbij moet de persoon in kwestie wel in eigen huisvesting en levensonderhoud voorzien. Binnen een jaar mag je jezelf inschrijven als ingezetene. Hier is geen werkvergunning voor nodig. Het PSA heeft tot nog toe, mijns inziens, weinig invloed gehad op de (re)migratie naar Suriname.
In de tweede plaats is er een initiatiefwetsvoorstel sinds december 2014 aanhangig bij het Surinaamse parlement, de Nationale Assemblee: Houdende aanstelling van personen om redenen van staatsbelang. Dit voorstel wordt sterk toegejuicht door de Surinaamse Voetbalbond (SVB). Wellicht van daaruit ontwikkeld en ingestoken bij de oppositie.
Het houdt in dat iemand die PSA-gerechtigde/ingezetene is van rechtswege Surinamer wordt als aan een paar voorwaarden is voldaan.
- De eerste voorwaarde is dat het bezit van de Surinaamse nationaliteit wenselijk is in het kader van de functie, het beroep of de positie.
- De tweede voorwaarde is dat de functie, het beroep of de positie een staatsbelang dient. De derde voorwaarde is dat de functie, het beroep of de positie nader bepaald worden bij Staatsbesluit.’
Is er al vooruitgang geboekt met het wetsvoorstel?
‘Nee. Hoewel het wetsvoorstel bijna een jaar geleden is gelanceerd, is er weinig voortgang geboekt. De animo zal ook wel afgezwakt zijn doordat Suriname is blijven steken in de voorronde van de WK-kwalificatie. Het aannemen van het voorstel heeft geen acute haast meer. Daarnaast zal de voor mij niet altijd even doorgrondelijke Surinaamse politiek een rol spelen bij het uitblijven van voortgang.’
Waar moet op juridisch gebied rekening mee worden gehouden met betrekking tot het wetsvoorstel?
‘Juridisch gesproken is het hete hangijzer dat de gedachte is dat door het wetsvoorstel sporters en andere personen van Surinaamse afkomst die aan de drie voorwaarden voldoen, van rechtswege de Surinaamse nationaliteit verkrijgen en hun oorspronkelijke nationaliteit behouden. De gedachte is dat zij een tijd meedraaien als Surinamers en dan eventueel, na hun actieve loopbaan, weer afstand doen van de Surinaamse nationaliteit. Zo kan er weer terug worden gekomen in het land van hun oorspronkelijke nationaliteit. In feite is dat ook een doorslaggevende factor bij het bereiken van het doel van de regeling. Er zullen weinigen zijn die de schepen achter zich willen verbranden op het moment dat ze landen in Suriname. Verliezen zij namelijk door de verkrijging van de Surinaamse nationaliteit hun oorspronkelijke nationaliteit, dan zal de animo om van deze regeling gebruik te maken aanzienlijk dalen. Hier zit de crux. Is de verwerving van rechtswege van de Surinaamse nationaliteit voor topsporters en anderen die van groot belang zijn voor het reilen en zeilen van Suriname in feite wel van rechtswege of is die verkrijging vrijwillig? In het eerste geval gaat dat in Nederland niet met het verlies van de Nederlandse nationaliteit gepaard. In het tweede geval wel. Tot op heden is het standpunt van Nederland, verwoord door de Nederlandse ambassadeur in Suriname, dat de verkrijging in feite eigenlijk vrijwillig is, en dat dus daarmee de Nederlandse nationaliteit verloren gaat.’
Wat is het standpunt van de Nederlandse regering in deze kwestie?
‘In dit verband heb ik een Nederlands kamerlid uitgenodigd vragen te stellen aan de Nederlandse regering om een standpunt in deze kwestie. Deze is daar wel voor te porren, maar alleen als de Surinaamse wetgeving tot stand gebracht is. Dat lijkt me dan mosterd na de maaltijd. Het is voor Suriname natuurlijk van groot belang om zeker te zijn dat het van rechtswege verkrijgen van de Surinaamse nationaliteit niet alleen in Surinaamse ogen niet tot verlies van de buitenlandse (Nederlandse) nationaliteit leidt – ook al is Suriname in het algemeen geen voorstander van meervoudige nationaliteit – maar dat dat ook het standpunt van Nederland is. Het is dus niet voldoende dat alleen Suriname van oordeel is, dat het verkrijgen van de Surinaamse nationaliteit niet tot gevolg heeft dat de speler zijn Nederlandse nationaliteit verliest, dat moet ook het oordeel zijn van het andere land, in dit geval Nederland. Het punt van het Surinaamse wetsvoorstel is immers dat de PSA gerechtigden hun schepen niet verbranden, want anders wagen ze de stap niet. Als Nederland, met andere woorden, niet accepteert dat de Nederlanders van Surinaamse afkomst hun Nederlanderschap niet verliezen, heeft het hele wetsvoorstel geen zin meer. Suriname zou misschien zelf ook kunnen informeren bij de Nederlandse overheid hoe men daar over de kwestie denkt. Ik ben bang dat die er net zo over denkt als de Nederlandse ambassadeur, want die zal toch wel contact hebben gehad met Den Haag voordat hij zich erover uitsprak. En natuurlijk: ook de Nederlandse overheid heeft hier niet het laatste woord, maar de rechter, die moet vaststellen of de Surinaamse nationaliteit vrijwillig is verworven of niet.’
U bent onder meer gespecialiseerd in het nationaliteitsrecht. Hoe heeft u, vanuit de net genoemde specialisatie, de interland tussen Suriname en Curaçao beleefd?
‘De onofficiële interland tussen Natio Suriname en Curaçao heb ik niet gezien. Ik wist er wel van. Dit vanwege tv-beelden en aandacht in de kranten. Maar mij interesseerde deze wedstrijd vooral uit het oogpunt van het nationaliteitsrecht dat op twee vlakken speelt. In de eerste plaats het statelijke nationaliteitsrecht van Suriname en Nederland en in de tweede plaats de rol van de nationaliteit in de regels van de betrokken sportfederatie. De wedstrijd in Almere was in twee opzichten officieus. Ten eerste omdat er aan Surinaamse en Curaçaose kant spelers meededen die Nederlander zijn. Volgens reglementen van de FIFA is dit in een officiële wedstrijd niet toegestaan. Ten tweede zou het bij een officiële interland, waarbij het theoretisch mogelijk is dat spelers zowel de Surinaamse als de Nederlandse nationaliteit bezitten, niet meer voor het ‘andere’ land mogen uitkomen. Ter verduidelijking: als een Nederlandse speler van Surinaamse afkomst officieel voor Suriname uitkomt, dan mag hij niet meer uitkomen voor Nederland en andersom. Hoe dan ook was het een proefballonnetje in het kader van het streven van de Surinaamse regering om Suriname op te stoten in de vaart van de sportvolkeren, daarbij leentjebuur te spelen bij Nederland op voetbalgebied waar een flink reservoir van spelers van Surinaamse afkomst in de hogere regionen van het voetbal spelen.’